Ga naar de inhoud

Op dinsdagavond veilde het huis Bernaerts een uitzonderlijke collectie meubelen van Werkhuyzen Franck. Een chronologisch overzicht.

De spits van deze kleine, selectieve veiling ‘Art Déco & Werkhuyzen Franck. Een Antwerpse collectie’ werd afgebeten door een 12-tal zilveren objecten afkomstig uit het Delheid-atelier. Een elegante flessenhouder (lot 202) haalde € 800 terwijl een vijfdelig koffieservies, eveneens geëxposeerd in het Sterckshof in 2010 (lot 200) aan € 2600 wegging.

Voor een 343-delig bestek van na 1942 van de gebroeders Delheid werd € 8000 geboden (lot 204) en € 2500 werd het finaal bod voor een amandelvormig tafelstuk in zilver, tweede gehalte (lot 207). Evenveel interesse bestond er voor een achtkantige schaal uit het Interbellum, even strak van uitvoering (lot 212, € 3200).

Een ‘bonbonnière Véka’ uit 1932, in zilver eerste gehalte, met knop in lakwerk door Marcel Wolfers (lot 215), in de vitrine aan 5 à 6000 euro, werd afgehamerd aan € 5000 terwijl een unieke eivormige vaas in oranje en roestbruin gelakt hout uit de late jaren 1920 € 4600 toegewezen werd in de zaal (lot 216).

Met een zestal spiegels nam dan de feitelijke verkoop van het ongezien geheel Franck-meubels aan (loten 228-233). Ze behaalden prijzen tussen € 550 en € 1400. Een oorspronkelijk voor de heer of mevrouw Mund in 1923 vervaardigd tafeltje ‘pieds à floche’, groot model, type 13 (lot 234) met magazijn-en soortnummer stond met een estimatie van € 3 à 4000 in de speciaal ontworpen kwadraat-catalogus van Bernaerts. Het kleinood (h.: 50 cm) werd toegewezen aan € 5200.
Eén van de belangrijkste stukken was voorts een in ca 1918 ontworpen en uitgevoerd dubbelzijdig platbureel, type 2, met fraai rood schildpadschelp afgewerkt (lot 235, € 8500).

Twee identieke vitrines (loten 236, 237) vonden echter geen nieuwe thuis en een zelfde lot was beschoren voor een overvloedig met Chinese hoftaferelen uitgewerkt beglaasd buffet, belegd met rood schildpad en voorzien van gelakte deurpanelen (lot 239, ingehouden).
Voor een laag tafeltje met benedenblad, type 21, werd dan weer € 5800 geboden (lot 241), meer dan het dubbele van de schatting. Een met bruin getint schildpadschelp belegde tweedeursvitrine op Chippendale-poten (lot 261) bekoorde een amateur die er € 3600 voor veil had. Tot slot een kabinetje van de firma Leytens (lot 263) dat een nieuwe bestemming vond aan € 6500.

Uit dezelfde Antwerpse private verzameling kwamen ook drie animaliers aan bod. De interesse voor bronzen sculpturen van Albéric Collin bleek eerder groot. Zo ging een secretarisvogel (lot 248, h.: 41cm), geschat 12/15000, maar liefst het drievoudige (€ 45000), maar een stappende panter (lot 249) werd een halt toegeroepen.

Een koppel leeuwenwelpjes van Thierry Van Rijswijck (lot 247) waren wel gegeerd en haalden € 4000.  En in het zog van deze vroege sculpteurs werd tot slot ook werk van Patrick Villas gewaardeerd: zijn I/III genummerde jaguar (52x150x80 cm), geschat rond 8000 haalde een indrukwekkende € 22000 (lot 269), diens stappend luipaard, gegoten volgens de verloren-was-techniek (lot 270) veranderde van eigenaar voor € 8500.

(klik artikel Weekend Knack)

Franck was al in de 19de eeuw een merknaam door de succesvolle decoratie- en behangpapierwinkel die Alexander Franck (ca. 1839-1905) had opgericht. Toch heeft vooral zijn zoon Frans Franck (1872-1932) het atelier op de kaart gezet. Frans was ondernemend en vakkundig, kwaliteiten die zijn vader bij hem had opgemerkt. Hij liet zijn zoon naar Parijs gaan om er stage te lopen bij ebenisten waar hij niet enkel de Franse maar ook de Engelse contemporaine interieurmode leerde kennen. In 1894 stapte Frans mee in de familiezaak en hetzelfde jaar nog kregen zij de ultieme kans de hallen voor de wereldtentoonstelling te Antwerpen te decoreren.

Ten tijde van het Interbellum was Werkhuyzen Franck uitgegroeid tot één van de meest toonaangevende waarden binnen aankleding en interieur in Europa. Frans en zijn broer Charles (1870-1935) stonden nu aan het hoofd van het familiebedrijf en trokken voornamelijk een burgerlijk cliënteel uit de hogere klasse aan.

Zo’n 150 mensen werden tewerkgesteld. Elke werknemer had zijn eigen technische expertise: vergulders, sculpteurs, lakkers, specialisten van inlegwerk, houtbewerkers etc. Door het gebruik en de bijzondere behandeling van kostbare materialen en de complexe laktechniek kon het tot twee jaar duren alvorens een meubel werd afgeleverd. Seriewerk was uit den boze, elk item werd maximum twaalf keer vervaardigd.

Af en toe worden heden ten dage meubelen nog verkeerdelijk aan Werkhuyzen Franck toegeschreven. Het atelier was echter niet het enige dat in het begin van de 20ste eeuw met schildpadschelp belegde meubelen vervaardigde. Deze techniek was immers niet nieuw in Antwerpen. Al van het begin van de 17de eeuw werd deze toegepast bij het uitwerken van monumentale kabinetten die de prominente burgerinterieurs sierden. Zo geraakte ook in het buitenland het Antwerpse kabinet gegeerd, meubelmakers deden inspiratie op bij deze Antwerpse voorbeelden.

Voor het beleggen van de uit ebbenhout gesneden meubelen in het atelier werd voornamelijk de schelp van de Karetschildpad, afkomstig uit de Atlantische en Indische Oceaan, gebruikt. Het pantser wordt gekenmerkt door de typisch geelachtige platen, gevlekt met donkerbruine plekken. Qua lak diende de eeuwenoude Chinese traditionele techniek als voorbeeld met vooral rode lakpanelen enerzijds en panelen in Koromandellak anderzijds die in de meubels verwerkt werden.

Frans experimenteerde vrijelijk met vormen, stijlen en technieken en gaf zo zijn eigen interpretatie aan hoe een meubel als luxe-product er uit moest zien in het begin van de 20ste eeuw.

Frans Franck vervulde ook een belangrijke rol binnen de Antwerpse kunstscène en richtte de artistieke kring ‘Kunst van Heden’ op met Rik Wouters, James Ensor, Constant Permeke en Floris Jespers als leden. Zijn interesse in kunst beperkte zich echter niet tot de landsgrenzen. Zo onderhield Franck contact met bekendheden als Chagall, Van Gogh, Klee, Kandinsky, Rietveld, etc. Als voorname mecenassen hadden de heren Franck een mooie persoonlijke collectie opgebouwd. Aan het Museum van Schone Kunsten schonken Frans en Charles o.m. enkele avant-gardistische schilderijen.

Zoon Francis (1900-1965) zal de fakkel later van Frans overnemen. In 1998 werd het overblijfsel van het atelier verkocht door het bedrijf dat de firma in 1965 had overgenomen. Het meest opvallend waren de weinige maar kostbare ontwerpschetsen en -boeken die bewaard waren gebleven. Specifieke nummeringen
Doorgaans werden de stukken voorzien van een lakstempel of een nummer in krijt. De nummers in wit of zwart zijn de zgn. ‘soortnummers’ die ons meer informatie verschaffen over het type, het aantal, het jaartal en kostprijs. De nummers in het rood aangebracht zijn de zgn. ‘magazijnnummers’ die ons inlichten over de kleur, datum van vervaardiging en verkoop en de naam van de koper.
Soms bracht Franck bovendien ook een eigen nummering aan.

Omdat het zgn. ‘Registre meubles en écaille’ van schildpadmeubels, door Franck opgesteld, enkel de met schildpadschild belegde tafeltjes behelst, geeft het ons geen volledig zicht op het Franck meubilair. Er bestaat echter ook een ‘Algemeen Register’ maar deze geeft dan weer enkel de bestellingen weer uit de periode 1926-28.

Voor de verwijzingen in onderhavige catalogus (datum, nummering) baseerden we ons op de licentiaatsthesis ‘Meubelen in schildpadschelp van de Antwerpse ontwerper Frans Franck (1872-1932) tijdens de periode 1920-1932. Typologische indeling en stijlanalyse’ (KULeuven, 1994), door Anouk Stulens, wiens dank we zijn verschuldigd om deze vrijwillig ter beschikking te hebben gesteld.